Bij een scenische reconstructie gaat het om het preciseren van de vraag van de coachee. Vaak formuleren mensen het probleem of de wens te beperkt.
Bij scenische reconstructie zet de coachee vanuit opnieuw beleven het verhaal neer. Hem wordt gevraagd zich opnieuw in een concrete situatie in te leven en te vertellen, in de tegenwoordige tijd, wat hij ziet, voelt, wil, hoort en doet. Door zich weer te verplaatsen in die situatie vertelt de coachee, en hij doet en handelt ook weer zoals hij toen deed. Door in de tegenwoordige tijd te praten, weer te doen wat hij toen deed en weer te beleven wat hij toen voelde, wordt duidelijker zichtbaar wat er gebeurde. De coachee wordt zich bewust van dingen die hij voorheen niet bewust zag, mede door vragen en observaties van de coach.
De coachee en de coach komen samen, in dialoog, tot die nieuwe duiding. De coach heeft tot taak om de coachee zich bewust te laten worden van wat er precies gebeurde. Dit doet hij met vragen die gericht zijn op het zich weer inleven, weer voelen en doen als toen. Zijn taak is ook om met de coachee de nieuwe gegevens te bespreken en te duiden.
Bij scenische reconstructie gaat het erom dat de coachee met nieuwe ogen naar zijn situatie en vraag kijkt. Dit kan door vanuit de beleving nieuwe feiten naar voren te laten komen waarvan de coachee zich voordien niet bewust was. Als dat door de scenische reconstructie gebeurt, zoeken coachee en coach samen hoe de completer geworden situatie geduid kan worden. In dialoog ontstaat een nieuwe duiding.
Het is belangrijk dat de nieuwe duiding in dialoog tot stand komt. Dialoog duidt aan dat er tussen coach en coachee een gelijkwaardige relatie is. Dialoog duidt ook aan dat de coach eigen observaties kan noemen, waar de coachee op reageert. De coach kan perspectieven aanreiken waardoor de coachee met nieuwe ogen naar zijn vraag kijkt, een andere betekenis en duiding aan zijn wens geeft. De coachee kan zich door de dialoog bewust worden van onbewuste mentale modellen die zijn gedrag beïnvloeden en ineffectief maken.
Dialoog veronderstelt ook dat de duiding die de coachee nu geeft, van hem¬zelf is. Pas dan kan de coachee voor die duiding verantwoordelijkheid nemen. Verantwoordelijkheid nemen betekent op dat moment dat hij ziet hoe het in elkaar zit en dat hij een keuze maakt in wat hij met die nieuwe inzichten wil doen.
Wanneer is scenische reconstructie op zijn plaats?
Voor scenische reconstructie heeft de coachee concentratie, herinnerings- en inlevingsvermogen nodig. Als hij op een lege stoel plaatsneemt en weer doet wat hij toen deed, vraagt dat durf en moet je je vertrouwd voelen in de coachingssituatie.
Een scenische reconstructie werkt het beste als er al enig vertrouwen is tus¬sen coach en coachee en als de coachee in staat en bereid is om zichzelf te laten zien. Niet iedereen wil ‘een toneelstukje’ – wat het zeker niet is – opvoeren. Als de coachee op die manier naar de scenische reconstructie kijkt, zal er niet veel uit komen.
Een scenische reconstructie heeft als voordeel dat in het doen herleven van het verhaal allerlei verklaringen en rationalisaties wegvallen. De coachee vertelt wat er gebeurt, laat zien wat hij doet en voelt en hij vertelt niet alleen datgene wat door zijn eigen duiding gefilterd is. Hij neemt als het ware op¬nieuw waar, omdat hij het opnieuw doet, speelt en beleeft. Een eenvoudige variant kan zijn de coachee te vragen zijn ogen te sluiten, zich weer in te leven in de situatie en van daaruit naar voren te brengen wat er gebeurt, wat hij doet, ziet, voelt en hoort.
Doelstellingen van de scenische reconstructie
De coachee:
- beleeft weer een situatie die voor hem belangrijk is. De situatie hangt samen met een leervraag;
- krijgt een breder en specifieker beeld van de situatie. Hij ziet wat er gebeurde en wat hij dacht, voelde en deed;
- wordt zich bewust van de betekenis die hij aan de situatie geeft;
- onderzoekt samen met de coach welke andere duidingen er mogelijk zijn en welke op hem van toepassing is.
Werkwijze bij een scenische reconstructie
- De coachee wordt gevraagd zich de (werk)situatie te herinneren.
- De coachee vertelt kort waar het om gaat.
- De coach vraagt de coachee om zich weer in die situatie in te leven en op de lege stoel te gaan zitten zoals hij toen ook zat en zich weer te verplaatsen in die situatie.
- Als de coachee op die stoel zit en zich weer verplaatst heeft in die situ¬atie, vraagt de coach van alles. Wat gebeurt er? Wat denk je? Wat voel je? Wat doe je? De vragen sluiten aan bij wat de coachee vertelt en hoe hij erbij zit. De coach vraagt door in de tegenwoordige tijd, ook op zintuigen. Wat zie je? Wat hoor je? Wat ruik je? De coach vraagt ook naar dingen die de coachee onderbelicht laat.
- De andere stoel blijft leeg. Daar kan echter, in de verbeelding, de cliënt, collega of leidinggevende op zitten.
- Als de ‘scène’ compleet in beeld gebracht is, vraagt de coach de coachee om uit de stoel te komen. Hoe kijkt de coachee nu naar de situatie, na bewustwording van de situatie ‘toen en daar’? Is het beeld veranderd? En zo ja, wat is er veranderd? Hoe kun je er anders naar kijken? Hoe kun je het ook duiden?
In de scenische reconstructie herken je de structuur van de subjectieve ervaring. De coach laat de coachee het verhaal vertellen zodat hij zijn eigen subjectieve ervaring kan ontrafelen. De coachee ontdekt essentiële elementen van deze ervaring en krijgt zo heldere ideeën en ingevingen om te werken aan verandering.
Bron; Dit artikel is een bewerking van Hoofdstuk 5 ‘De onderzoeksfase’ uit Leren coachen – Basisboek door Marinka van Beek, Ineke Tijmes. Boom