Dit artikel gaat over keuzes maken en doelen stellen. Het is belangrijk dat de coachee zelf kiest waaraan hij wil werken en dat de coach het keuzeproces faciliteert. Het is de taak van de coach om ervoor te zorgen dat de coachee helder weet wat hij wil bereiken en wat hij wil investeren. Dan kan hij verantwoordelijkheid voor zijn eigen doelen nemen.
‘Wat wil ik?’ is een van de meest creatieve vragen die mensen zich kunnen stellen. Die vraag genereert creativiteit. Die creativiteit moet richting krijgen en dus zal er gekozen moeten worden, anders behaalt de coachee geen resultaat. Van belang is ook dat de keuze van binnenuit komt, doordacht en doorvoeld is en positief geladen is. De coachee kiest vóór iets.
Bij het maken van een verantwoorde keuze zijn enkele zaken van belang:
- Heeft de coachee zicht op wat het eindresultaat kan zijn en is dat ook wat hij echt wil?
- Als het resultaat bereikt is, is het vraagstuk van de coachee dan opgelost?
- Welk vraagstuk is urgent en welk is belangrijk?
- Wat is een logische volgorde om aan het werk te gaan en in hoeverre lost het werken aan één aspect ook andere aspecten van de vraag op?
- In welke mate is de coachee bij het bereiken van het resultaat afhankelijk van anderen? Kan hij zelf verantwoordelijkheid nemen om aan zijn eigen aandeel in de problematiek te werken?
- Past het gewenste resultaat bij de doelstellingen van de organisatie? Coaching is immers gerelateerd aan het werk.
- Is het resultaat haalbaar, gezien de situatie en het inspanningsvermogen van de coachee?
Om tot een verantwoorde keuze te komen, vertalen coach en coachee de uitkomsten uit het onderzoek in mogelijke doelen. Tegelijkertijd besteden ze aandacht aan wat het van de coachee vergt om aan deze doelen te werken. Pas als helder is wat het gewenste resultaat inhoudt, kan hij een keuze maken.
Formuleren van doelen
Het formuleren van doelen is niet eenvoudig. Het is belangrijk dat doelen concreet weergeven wat het eindresultaat is van acties die de coachee onderneemt. Wat kan en doet hij anders als de coaching voltooid is? Coaching is immers resultaatgericht.
Na het formuleren van een doel kan de coach in een gesprek de volgende vragen stellen:
- Is het doel positief geformuleerd?
Als de coachee zegt dat hij wil leren om niet meer te aarzelen, dan ga je samen op zoek naar de positieve formulering. Dat zou kunnen zijn: ‘Ik wil leren om tijdens de personeelsvergadering mijn mening te geven.’ - Ligt het doel binnen eigen controle?
Kan de coachee zelf de regie hebben of is hij afhankelijk van de ander om zijn doel te halen? Wat kan hij zelf doen om het doel te bereiken? - Hoe ziet de context er specifiek uit als het doel behaald is?
Waar is de coachee? Met wie? Wat gebeurt er? Met wie gebeurt het? - Wat zie, hoor, voel je als je je doel bereikt hebt? Hoe weet je dat je je doel bereikt hebt?
- Wat zijn de voor- en nadelen in een breder perspectief? Hebben andere mensen last of vreugde als jij jouw doel behaald hebt?
Scenische constructie
Het is ook mogelijk deze vragen te gebruiken bij een scenische constructie. In dit artikel hebben we de scenische reconstructie beschreven. Dat is een manier om terug te kijken en te onderzoeken wat de vraag achter de vraag is.
Bij de scenische constructie kijk je samen met de coachee naar de toekomst, je construeert als het ware de ideale toekomst. Zo kun je de doelen nog nauwkeuriger formuleren.
Doelstellingen
De coachee:
- zet zijn gewenste situatie in scène;
- krijgt een breder en specifieker beeld van de situatie. Hij ervaart wat er gebeurt, wat hij wil, denkt, voelt en doet;
- wordt zich bewust welke overtuigingen en gedrag van pas komen;
- onderzoekt en experimenteert in dialoog met de coach de gewenste situatie;
- verwoordt concrete werkbare doelen.
Werkwijze
- De coach vraagt de coachee naar een situatie die binnenkort plaats zal vinden. Samen gaan ze de meest gewenste scène neerzetten: alsof de coachee een toverstaf heeft gebruikt en hij alles kan en weet wat hij wil in de nieuwe situatie. Zijn leervraag is opgelost.
- De coachee vertelt kort waar het om gaat.
- De coach vraagt de coachee om zich in die situatie in te leven en alles te vertellen wat hij ervaart, doet, weet, voelt en denkt. Beiden ‘richten’ de ruimte ook een beetje zo in. Zit de coachee met anderen aan een verga¬dertafel? Dan proberen ze dit zo veel mogelijk na te bootsen. Het gaat erom dat de coachee zich zo goed mogelijk kan verplaatsen.
- Als de coachee ‘aan de vergadertafel’ zit en zich weer verplaatst heeft in die situatie, vraagt de coach van alles. Wat gebeurt er? Wat denk je? Wat voel je? Wat doe je? De vragen sluiten aan bij wat de coachee vertelt en hoe hij erbij zit. De coach vraagt door in de tegenwoordige tijd, ook op zintuigen. Wat zie je? Wat hoor je? Wat ruik je? Hij vraagt ook naar din¬gen die de coachee onderbelicht. Hij stimuleert de coachee in dialoog om zo veel mogelijk de ideale situatie te beleven.
- De andere stoel blijft leeg. Of de coach speelt de rol van bijvoorbeeld de klant, collega of manager.
- Als de ‘scène’ compleet in beeld gebracht is, vraagt de coach de coachee om uit de stoel te komen. Ze kijken nu van een afstand naar de ‘situ¬atie’. Hoe kijkt de coachee nu naar de situatie? Waar is hij zich bewust van geworden? Welke concrete doelen kan hij zichzelf stellen?
In de scenische constructie herken je de structuur van de subjectieve ervaring. De coach laat de coachee het verhaal vertellen, zodat hij zijn eigen subjectieve ervaring kan ontrafelen. De coachee ontdekt essentiële elementen van deze ervaring en krijgt zo heldere ideeën en ingevingen om te werken aan verandering.
Bron: Dit artikel is een bewerking van Hoofdstuk 6 ‘Doelen en acties” uit Leren coachen – Basisboek door Marinka van Beek en Ineke Tijmes