In Omgaan met ongemak in coaching en training ligt het accent op ongemakkelijke situaties, waarin onverwachte gebeurtenissen de plannen en de aanpak van de begeleider doorkruisen. Dat kan in een individueel coachgesprek, bij de begeleiding van een team of bij de aanpak van een organisatieontwikkelingstraject. René Meijer illustreert dit met visies uit diverse stromingen, zoals boeddhisme, taoïsme, psychoanalyse, mentaliseren en Voice Dialogue. In dit artikel behandelt hij de vraag of je als begeleider je eigen gevoelens kunt inbrengen in het contact met je cliënt.
Breng je eigen gevoelens in
Er wordt verschillend gedacht over het als begeleider inbrengen van je eigen gevoelens in het contact met een cliënt of team. Sommigen vinden dat het om de cliënt gaat en dat je die niet moet lastigvallen met jouw gevoelens. Als je als begeleider ongemak ervaart met een cliënt, dan moet je dat maar met je supervisor bespreken. Anderen vinden dat je authentiek moet zijn en zeker je eigen gevoelens mag inbrengen. Ik ben van mening dat je je eigen gevoelens mag inbrengen, maar vanuit de middenpositie. Wat houdt dit nu in?
Het draait om de vraag hoe terughoudend je als begeleider moet zijn met het inbrengen van wat je voelt. In dit artikel behandel ik de volgende vragen:
- Waarom zou je je eigen gevoelens inbrengen?
- Wanneer kun je dat doen, zodat het vruchtbaar is voor je cliënt?
- Waarom lijkt het soms moeilijk om je eigen gevoelens in te brengen?
We kunnen ervan uitgaan dat je altijd gevoelens hebt in contact met je cliënt. De vraag is wel: wat doe je ermee? Ik onderscheid vier soorten inbreng van de begeleider. Ik heb het niet over gevoelens van verliefdheid of seksuele aantrekking. Dat is een ander verhaal.
1. Problemen van de coach zelf
Ik denk dat iedereen het ermee eens zal zijn dat je de cliënt niet moet opzadelen met jouw professionele of privéproblemen. Je inbreng moet ls doel hebben om de cliënt verder te helpen en focus op jouw problemen helpt daar niet bij.
2. Herkennen van de situatie van de cliënt vanuit eigen ervaringen
Genuanceerder ligt het als je de situatie van je cliënt herkent uit eigen ervaring. Als je inschat dat het delen van jouw ervaring kan helpen om bijvoorbeeld de cliënt gerust te stellen, zich voor jou te openen of je te vertrouwen. Ik ken een coach die zich richt op mensen die op een goede manier willen omgaan met hun biseksualiteit. Deze coach profileert zich expliciet als zelf biseksueel, dus als ervaringsdeskundige. Toch zul je ook in dit geval steeds moeten inschatten of het delen van jouw ervaringen de cliënt helpt. Het kan ook zijn dat de cliënt zich onvoldoende herkent in jouw ervaringen of er zelfs door afgeschrikt wordt.
3. Delen van jouw observaties over de cliënt
Dit lijkt me zeker vruchtbaar als je het op een goed moment doet, met compassie en wellicht nadat je hiervoor toestemming hebt gevraagd aan de cliënt. Ik zeg vaak dat ik hem of haar niet meemaak op het werk, maar wel hier in de coachruimte. En dat ik graag feedback geef over wat mij opvalt, zowel in hoe hij of zij doet, praat en reageert als wat me opvalt in wat hij of zij vertelt over de omgang op het werk.
4. Bespreken wat er gebeurt in de relatie tussen begeleider en cliënt of team
Deze inbreng is van groot belang om het mentaliseren bij de cliënt te bevorderen. Bij mentaliseren gaat het om het vergroten van zelfreflectie en inlevingsvermogen bij de cliënt. Je maakt dan gebruik van wat er in de interactie tussen jou en de cliënt gebeurt in de coachsessie. Je brengt de interactie ter sprake, via metacommunicatie over wat er tussen jullie gebeurt. Hierbij kun je gebruikmaken van alles wat je voelt, vindt en meemaakt in contact met de cliënt. Uiteraard is je inbreng vanuit de middenpositie gericht op de ontwikkeling van de cliënt, dus je bent wel selectief in wat je inbrengt.
Twee aspecten wil ik benadrukken:
- Ik hoor soms zeggen dat je als coach oordeelloos moet coachen. Ik snap het als hiermee bedoeld wordt dat je de cliënt niet vanuit vooroordelen of afwijzing moet benaderen. Ik denk echter dat je altijd oordelen hebt over de cliënt. In coaching maken we soms gebruik van die oordelen om onze indrukken te delen en de cliënt erover te bevragen. Een cliënt die erg wollig en langdradig praat, kan erbij gebaat zijn om allereerst onze observatie te horen over hoe hij spreekt. En ten tweede om te horen dat zijn gedrag een zeker ongeduld, zo niet irritatie oproept. Van belang is om dat open te brengen en samen met de cliënt te onderzoeken wat zijn of jouw aandeel is in de interactie.
- Het is ook van belang dat je als coach jouw aandeel neemt in de ontstane interactie. Het kan zijn dat jouw ongeduld en irritatie minder met de cliënt te maken hebben, dan met het gegeven dat je slecht hebt geslapen of een vader had die zo wollig praatte. Dan moet je alert zijn op tegenoverdrachtgevoelens.
Zelfonderzoek en samen onderzoeken vanuit nieuwsgierigheid
Een goede coach doet zelfonderzoek naar het eigen gevoelsleven en de achtergronden daarvan. Een deel van dit zelfonderzoek moet je zelf doen, buiten de coaching om. Echter, in coaching maak ik onder andere gebruik van wat er gebeurt in de interactie tussen de cliënt en mij. Om mentaliseren te bevorderen, onderzoeken we samen welke gevoelens, gedachten, meningen, aannames en dergelijke een rol spelen in ons contact. Zowel gevoelens van de cliënt als gevoelens van mij als coach in onze interactie.
Zo kan het nieuwsgierig onderzoeken van mijn irritatie als coach, enorm helpend zijn voor de cliënt om te reflecteren op wat zijn gedrag kan oproepen. En om zich in te leven in wat er met mij gebeurt in ons contact. Andersom kan het mij als coach helpen om te mentaliseren over wat er bij mijn cliënt gebeurt en waar mijn irritatie mee te maken heeft.
Lef om jezelf in te brengen
Bepaalde overtuigingen kunnen je belemmeren om te werken met gevoelens die opgeroepen worden in de relatie met je cliënt. Bijvoorbeeld:
• Het draait toch niet om mij als coach?
• Ik mag geen oordelen hebben.
• Ik voel wel iets van ongeduld, maar ligt dat niet aan mezelf?
• Ik weet niet hoe ik het moet zeggen.
Het vraagt dus wel enige moed om jezelf als coach in te brengen in het coachgesprek. Het vinden van de juiste woorden is niet altijd eenvoudig. Maar ook die zoektocht inbrengen is onderdeel van het werken vanuit de middenpositie (bijvoorbeeld: Coach: ‘Ik merk dat ik de laatste tien minuten afdwaal met mijn gedachten en wil graag met je onderzoeken hoe dat komt. Vind je het goed om even terug te spoelen naar het begin van dit deel van ons gesprek? En te kijken wat er bij jou en wat er bij mij gebeurde?’).
Ik ben ervan overtuigd dat dit, mits gebracht op een geschikt moment, met bescheidenheid en compassie, de cliënt verder kan helpen. En uiteindelijk mij als coach ook.
Bron: Omgaan met ongemak in coaching en training – Als het niet loopt zoals je hoopt: een wenkend perspectief door René Meijer