Overdrachtsfenomenen kunnen, zowel in positieve als negatieve zin, een valkuil vormen voor de coach in de vorm van tegenoverdracht. Overdracht vanuit de cliënt is er, en daar kun je mee werken zolang je zelf uit de tegenoverdracht blijft. Zorg dus dat je jouw tegenoverdracht herkent, erkent en eruit kunt blijven of er weer uit kunt stappen.
Wanneer je in tegenoverdracht zit, kan de coaching niet meer effectief zijn, omdat je met je cliënt vast komt te zitten in een ‘maskerade’. Voor een coach is het daarom een must om signalen van tegenoverdracht bespreekbaar te maken, een uitstekende zelfkennis te hebben en zelfreflectie te betrachten, je eigen overdrachtsthema’s te herkennen en afstand en nabijheid goed af te bakenen.
De signalen van overdracht bespreekbaar maken
Werken op diepere niveaus met een cliënt betekent onherroepelijk dat je met overdracht te maken krijgt. Maak onmiddellijk bespreekbaar als je signalen ontdekt van overdracht.
‘Ik ervaar nu bij mezelf …, herken je dat in andere situaties?’
‘Zitten we nog op dezelfde golflengte?’
‘Wat maakt je nu zo ontzettend boos/bang/geërgerd?’
‘Ik kan je reactie niet plaatsen. Waar komt die weerstand vandaan?’
‘Jij zegt dat je je nu afgewezen voelt …, waar heeft dat mee te maken?’
Het bespreekbaar maken, spiegelen, teruggeven, confronteren werkt verhelderend. Het kan inzicht verschaffen en de overdracht zelfs opheffen. Je bent je bewust van wat er gebeurt, je geeft dit terug aan je cliënt en je vraagt er dieper op door; hierbij maak je gebruik van alle basistechnieken.
Zorg voor regelmatige zelfreflectie
Een coach moet zichzelf en zijn eigen reactiepatronen goed kennen en kunnen hanteren. Regelmatige bijscholing, supervisie en intervisie is een ‘must’ voor iedereen die anderen begeleidt, dus ook voor coaches. Zorg dat je je van je eigen rol en inbreng ten opzichte van de cliënt goed bewust bent en blijft, zodat je weet wat er in het moment gebeurt. Lastige situaties of interacties waar je onzeker over bent, kun je inbrengen in supervisie en intervisie.
Eigen overdrachtsthema’s kennen en herkennen
Zelfkennis is onontbeerlijk voor een coach. Ken je eigen valkuilen en schaduwkanten, heb weet van jouw maskers. Die zijn er en die mogen er ook zijn, zolang je je maar bewust bent van het feit dat ze mee kunnen spelen en invloed hebben in de interactie. Door je daarvan bewust te zijn, kun je het voorkomen of ermee werken. Ben je echt bezig met een gelijkwaardig gesprek, of geniet je onbewust (of stiekem) van je rol als ‘helper’? Zorg dat je jouw persoonlijke problemen en thema’s hebt verwerkt en houd ze buiten de coaching zodat ze de coaching niet belemmeren en je alert kunt zijn op tegenoverdracht. Je eigen overdrachtsthema’s kun je in supervisie of intervisie aan de orde stellen.
Weet afstand – nabijheid goed te verbinden
Enerzijds heeft je cliënt recht op jouw volledige aanwezigheid, aandacht en steun, en heeft hij er recht op jou, zijn coach, als betrouwbare professionele gesprekspartner te ervaren; anderzijds heb je voldoende afstand te bewaren om interactiepatronen en overdrachtsthema’s te herkennen en ermee te werken. Leer afbakenen. Ga steeds bij jezelf na:
- Wat doet deze cliënt met zichzelf?
- Wat doet deze cliënt met mij?
Blijf jezelf en blijf trouw aan jezelf
Je zult cliënten in je praktijk krijgen met allerlei onverwerkte problemen en levenspijn. Er kunnen heftige reacties plaatsvinden. Zorg dat je dicht bij jezelf kunt blijven en weet zowel de complimenten als de verwijten te relativeren, ze horen vooral bij de cliënt. Neem zowel complimenten als verwijten respectvol in ontvangst en werk met de cliënt aan zijn thema’s, daar gaat het om. Ken en respecteer ook je eigen grenzen.
Ga steeds bij jezelf na:
- Wat doe ik op dit moment met mijzelf?
- Wat doe ik op dit moment met deze cliënt?
Accepteer wat er is en werk ermee
Hier speelt acceptatie weer een grote rol: ten eerste van jezelf, inclusief je eigen thema’s, en ten tweede het serieus nemen en accepteren van jouw reactie op je cliënt en alles wat je daarbij voelt. Wanneer je een cliënt hebt met wie je, om welke reden dan ook, geen ‘rapport’ krijgt, of die (te) sterke overdrachtsgevoelens bij jou losmaakt, accepteer dan dat het zo is. Maak het bespreekbaar en werk ermee. Weet het gedrag en de persoon te scheiden. Als dat geen soelaas biedt in het ‘rapport’ tussen jou en de cliënt, als er geen gelijkwaardige relatie ontstaat, verwijs deze cliënt dan door naar een andere coach of begeleider.
Ten koste van alles blijven sleuren en trekken in een coachrelatie kost te veel energie en is weinig effectief – voor beide partijen. In intervisiegesprekken kun je je gevoelens, ervaringen en patronen nader onderzoeken en ervan leren.
Bron: Ien G.M. van der Pol – Coachen als professie, Fundamenten voor begeleiding naar heelheid