Bij intervisie wordt casuïstiek ingebracht die voortkomt uit de praktijk van het werk waarbij verbeteren of veranderen ten opzichte van de huidige situatie gewenst is. Aanleidingen voor veranderen kunnen worden gevonden en bereikt door regelmatig te reflcteren op het werk. Je staat dan stil bij waarmee je bezig bent, hoe je je eigen rol ziet en/of waarom je (vaak) terechtkomt in een bepaalde situatie. De professional onderzoekt zijn intervisievraag en doet inzichten op die hij benut om deze vraag te beantwoorden en kritisch te (leren) kijken naar wat beter of anders werkt.
Speciaal voor NOBCO-coaches
-
Wist je dat je als lid van de NOBCO toegang hebt tot de Boom Coaching Collectie? Hier vind je bijna 300 coachingsboeken die je online kunt lezen. Door gebruik te maken van de Boom Coaching Collectie kun je jezelf verder ontwikkelen en je coachees nog beter begeleiden. Log dus hier snel in!
Daarmee oefent hij een grotere invloed uit op het eigen functioneren dan voorheen. In feite probeert de professional de inzichten te ontwikkelen volgens de vier stadia van leren zoals die door Noel Burch van Gordon Training International in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd gebruikt onder de titel ‘The four stages for learning any new skill’. In figuur 4 zijn deze fasen opgenomen als de weg van onbewust onbekwaam naar onbewust bekwaam. Hoe ziet die weg eruit?
Van bewust onbekwaam naar onbewust bekwaam
De vier stadia van leren
De leerfasen laten zien dat er vier fasen worden doorlopen als er nieuwe kennis of vaardigheden worden aangeleerd. In feite wordt iemand zich door intervisie bewust van kennis of vaardigheden die hij niet van zichzelf kende en waarvan hij zich niet bewust was dat hij die onder de knie had. Daarom is het zo belangrijk met nieuw gedrag te experimenteren.
• Fase 1: Onbewust onbekwaam
De casusinbrenger is zich niet bewust van zijn eigen gedrag of de eff ecten hiervan. Daarom kan hij er ook niets mee doen, terwijl het gedrag misschien in het werk wel een rol speelt. Pas als hij zich bewust wordt van zijn gedrag wordt het mogelijk de situatie te veranderen. De deelnemers kunnen hem hierbij helpen door vragen te stellen die de bewustwording in gang zetten. De facilitator kan dit versterken door aan de deelnemer vragen te stellen zoals: ‘Wat maakt dat je deze vraag stelt?’ In het antwoord dat de deelnemer geeft, motiveert hij wat hij ziet in het gedrag van de casusinbrenger, die zich daarvan wellicht nog niet bewust is.
• Fase 2: Bewust onbekwaam
Hier herkent de casusinbrenger het hiaat. Hij weet wat hij doet, het inzicht is er wel, maar hij heeft dit nog niet omgezet in een actie om tot een echte verandering te komen. Dat wil hij verkennen, niet oplossen. Bij intervisie helpt hier vooral vertraging, waarbij de casusinbrenger de tijd krijgt en neemt om na te denken over acties. De facilitator kan helpen deze rust in te brengen door bijvoorbeeld stilte of een korte pauze in te lassen.
• Fase 3: Bewust bekwaam
Hierbij weet de casusinbrenger hoe hij de verandering moet inzetten en experimenteert hij met nieuw gedrag. Dit gebeurt vaak na de intervisiebijeenkomst, als hij weer in de werksituatie zit en de gelegenheid heeft voorgenomen acties uit te proberen. Tijdens de volgende intervisiebijeenkomst koppelt hij in de groep terug hoe dit heeft gewerkt en waar hij tegenaan liep.
• Fase 4: Onbewust bekwaam
De professional heeft zich de vaardigheid zodanig eigen gemaakt dat het toepassen ervan natuurlijk gaat. Het gedrag is effectief en zorgt ervoor dat de professional verder kan groeien. Hier zit het eff ect van intervisie dat wordt nagestreefd. De resultaten van een casusbespreking zijn in de praktijk beproefd en blijken te werken. Op een gegeven moment is dit zo ‘gewoon’ geworden dat je je best moet doen om dit bewust terug te halen in de reflectie.
Bij intervisie gaat het vooral over fase 1 en 2 van de leerfasen: de casusinbrenger wordt zich ervan bewust dat hij, door nieuwe inzichten te verkrijgen, ander gedrag nodig heeft om verandering te bereiken. Vervolgens wordt tijdens intervisie aandacht besteed aan wat hij daarmee wil en kan doen. De acties die worden uitgeprobeerd in de periode na de intervisie kunnen, bij gebleken succes, uitmonden in vanzelfsprekend gedrag. Daarmee heeft hij de vier fasen doorlopen.
‘Je wilt allemaal beter worden door inzicht, overzicht en grip. Je bent met je eigen traject bezig, maar leert in de intervisie ook wat van de ander. Je bent gelijkgestemd, omdat je in je werk vaak solistisch werkt, soms een Don Quichot bent en werkt met tegenstrijdige belangen. Je bent altijd in een opdracht of omgeving waar commotie en reuring is. Binnen intervisie is er dan begrip, herkenning en refl ectie op een ontwikkelende manier.’
Bron: Praktijkboek Intervisie – Proces & Methoden door Monique Bellersen en Inez Kohlmann