In Coachen als professie verbindt Ien van der Pol verschillende coachmethoden met elkaar tot een overzichtelijk geheel. Het biedt de fundamenten van het beroep van coaching via kennis, kunde en ervaringswijsheid. De geschiedenis, theorie en methode, ethiek, houding en vaardigheden komen allemaal aan bod, op een heldere en toegankelijke manier en voorzien van talloze voorbeelden uit de praktijk. In dit artikel schetsen we een kader en geven we definities van coaching, de coach en degene die gecoacht wordt, de cliënt.
Waarom coachen?
Coachen is een betrekkelijk jong vak dat nog steeds erg in opkomst is. Dit hangt samen met de toenemende druk die zowel leidinggevenden, managers als medewerkers in organisaties ervaren.
We hebben allerlei elektronische hulpmiddelen tot onze beschikking om ons het leven gemakkelijker te maken, maar we hebben minder tijd en meer stress dan ooit. Iedereen heeft een mobieltje, we zijn altijd en overal bereikbaar, maar we kunnen nog steeds niet écht met elkaar communiceren, elkaar écht bereiken. We hebben moderne, snelle auto’s waarmee we twee keer per dag niet sneller gaan dan een slak. Er is steeds meer asfalt, maar veel mensen zijn de weg kwijt. We worden overspoeld met informatie en alles lijkt even belangrijk en urgent. We zijn niet meer gewend om te wachten, iedereen wil aandacht en wel direct. Als iemand binnenkomt met een vraag hebben we het gevoel dat we die persoon niet zonder antwoord mogen laten vertrekken. We hebben te maken met belangrijke doelen en strakke deadlines die gehaald moeten worden. De economische, financiële druk en operationele druk, kortom, de prestatiedruk is groter dan ooit en van leidinggevenden wordt ook nog eens verwacht dat zij hun medewerkers niet alleen leiden, maar vooral inspireren en motiveren. Dan is een coach geen overbodige luxe. Er zijn voorbeelden van ‘succesvolle’ directeuren die met tranen in hun ogen zeggen: ‘Ergens onderweg ben ik mijn droom kwijtgeraakt’… Ze hebben alles: schitterende banen, dure auto’s, mooie huizen en een lief gezin, en toch ontbreekt er iets essentieels in hun leven: ze zijn zichzelf kwijtgeraakt. Dan is coaching zeker geen overbodige luxe, want je zult maar geleid worden door iemand die zichzelf is kwijtgeraakt.
Steeds meer mensen raken uitgeput, en zelfs burn-out ligt op de loer. Leiders hebben doorgaans veel aandacht voor financieel-economische indicatoren, resultaten, aandeelhouderswaarde, targets, prestaties, marktwerking en efficiency. Maar aandacht en tijd zijn schaars geworden, zelfs in de zorgsector, evenals werken met bezieling.
Ervaring, kennis en kunde worden vervangen door machines en computers. We moeten steeds meer presteren in steeds minder tijd. Het is dus niet zo gek dat steeds meer mensen uitgeput raken.
Op elke plek waar verandering gewenst is, kan een coach een positieve rol spelen omdat coaching zich bezighoudt met het leerproces, verandering en ontwikkeling, zowel in de individuele mens, in teams, in organisaties en zelfs op grotere schaal. In dit artikel houden we ons echter bezig met theorie en praktijk van coaching, met de individuele werkende mens als uitgangspunt.
Bovendien is coaching vooral doel- en resultaatgericht in plaats van probleemgericht. Coaching gaat de probleemanalyse niet uit de weg, maar blijft niet hangen in problemen en het inzicht daarin. Inzicht in hoe een stagnatie of een probleem is ontstaan is voor de cliënt soms lastig en pijnlijk maar wel verhelderend en nuttig. Daarna heeft hij het meest aan een oplossing, een verandering die blijvend effectief is. Deze resultaatgerichtheid maakt dat coaching in korte tijd, soms zelfs in enkele sessies zeer effectief kan zijn.
Intrinsieke factoren voor verandering
Inspiratie en motivatie om te veranderen kun je iemand niet van buitenaf opleggen, dit moet van binnenuit komen. Inspiratie en motivatie zijn intrinsiek. Mensen komen pas echt in beweging als zij van binnenuit gemotiveerd en geïnspireerd zijn omdat zij bewust of onbewust iets heel graag willen, als zij bewust of onbewust gedreven worden door de wil om iets te bereiken of te vermijden en het verlangen om te zijn wie je bent en te doen wat bij je past.
Maar er komt nog iets bij: je kunt heel graag iets willen of verlangen en toch je doelen niet bereiken. Ergens zitten dan obstakels of belemmeringen die je zou willen ontdekken en opheffen, omdat je tegen een grens bent aangelopen. Soms zelfs voor de zoveelste keer.
Pas dan wordt de noodzaak gevoeld om er iets aan te doen, om iets te veranderen in jezelf, iets te leren, iets af te leren of los te laten zodat je je doelen wel kunt bereiken. De mens die zich wil ontwikkelen zal dus ook bereid moeten zijn offers te brengen, de pijn te voelen, inspanning te leveren en door te zetten.
Intrinsieke factoren (de wil, het verlangen, innerlijke noodzaak, bereidheid tot offers, doorzetten) bij de cliënt vormen een belangrijke voorwaarde voor de effectiviteit van coaching.
Wat is coaching – definities en positie
Coaching is een onderdeel van begeleidingskunde, evenals counseling, supervisie en psychotherapie. Het verschil tussen coaching en counseling is echter aan het vervagen, zo geven Van Baarsen en Blekkink aan in De Coach Approach uit 2006. Het woord counseling werd vroeger aangegeven voor het begeleiden van mensen op diepere lagen in de persoonlijkheid: het verkennen, herkennen en beter omgaan met persoonlijke kwetsuren. Coachen gebeurde meer op het niveau van gedrag. Tegenwoordig wordt coaching niet alleen meer gebruikt om mensen te begeleiden op gedrag, maar ook op diepere lagen, om op diepere niveaus zoals overtuigingen, waarden, persoonlijkheid en identiteit een transformatie te bewerkstelligen en om effectiever om te gaan met innerlijke pijn en belemmerende gedachten- en gedragspatronen.
Daarin overlappen coaching en counseling elkaar steeds meer; derhalve wordt in dit artikel ook counselor en counseling bedoeld als de woorden coach en coaching gebruikt worden. Bij psychotherapie door een psychiater of psycholoog heeft de patiënt een hulpvraag en heeft hij soms te maken met een stoornis of geestesziekte, zoals die beschreven zijn in de Diagnostic & Statistical Manual of Mental Disorders, kortweg de DSM-V. Psychotherapie vertrekt dus meer vanuit de imperfectie, de ziekteleer (pathologie) en houdt zich vooral bezig met diagnoses enbehandeling van ‘stoornissen’ en zelfs hier komt coaching steeds dichter bij in de buurt. Een goed opgeleide, ervaren coach op senior of master niveau, die zijn eigen grenzen goed kent, kan uitstekend werken op het grensvlak van coaching en therapie.
Voor het nog jonge beroep van coach en het proces van coaching zijn diverse definities in omloop. Hieronder een kort overzicht, uitmondend in algemene definities.
Enkele beschrijvingen
De professie van coaching is volop in beweging en er zijn vele pogingen gedaan tot het beschrijven en definiëren van coaching. In 1992 bracht John Whitmore coaching als volgt onder woorden in zijn boek Succesvol coachen: ‘Iemands potentieel mobiliseren voor een maximale prestatie’. Hij vond dat coaching eerder iemand helpen leren was dan iemand onderwijzen. Eveneens in de jaren negentig van de vorige eeuw kwamen in Engeland en Amerika de meer instructief werkende coaches met woorden als observeren, suggesties bieden, feedback geven, nieuwe taken geven en aandacht opnieuw richten, allemaal met het doel om een optimale prestatie te leveren. In Nederland werden juist deze instructieve aspecten niet als coaching gezien (behalve in de sport) maar meer als consulting, raad geven, adviseren.
De Nederlandse Organisatie van Beroepscoaches (NOBCO), opgericht in 2003, hanteert de volgende definitie: Het strategisch en tactisch aanwenden van voornamelijk psychologische, spirituele, en communicatieve vaardigheden en technieken, teneinde een individu of groep op eigen kracht bepaalde, zelfgekozen doelen te laten bereiken. Hier ligt de nadruk veel meer op faciliteren via methoden en technieken, en op de eigen keuze en eigen verantwoordelijkheid van het individu (zelfbepaling). De Alba-academie, opgericht door de auteur, heeft lang als definitie gehanteerd: De ander helpen zichzelf te helpen om zich professioneel en persoonlijk te ontwikkelen en om zijn doelen te bereiken.
De vele definities van coaching weerspiegelen het perspectief van waaruit naar coaching wordt gekeken. Laten we daarom, alvorens een poging te doen om met een meer omvattende definitie te komen, eerst kijken naar de aard van coaching, het wezen van de professie.
De aard van coaching
In het algemeen kunnen we zeggen dat coaching zich bezighoudt met het faciliteren van cognitieve, emotionele en gedragsveranderingen, gericht op het bereiken van doelen. Meestal is coaching in aanvang werkgerelateerd, maar de vragen kunnen ook het privéleven betreffen; vaak ligt achter een werkgerelateerde vraag een dieper persoonlijk vraagstuk. Rudy Vandamme heeft het in zijn boek Ontwikkelingsgericht coachen vooral over de ‘begeleiding van de persoon en zijn ontwikkeling’.
Coaching is gericht op ‘gezonde’ mensen, dat wil zeggen, mensen die niet gediagnosticeerd zijn met een psychische aandoening. Hier ligt meteen een onderscheid met de klinische psychologie en psychotherapie, die meer gericht is op psychische diagnostiek, het ingaan op stoornissen en zich meer beweegt in de pathologische sfeer met woorden als ‘patiënt, psychische aandoening, symptoom, syndroom, diagnose, klinisch, therapie, genezen’. In deze sfeer is sprake van een patiënt-therapeutrelatie, waarin het gevaar op de loer ligt dat de cliënt afhankelijk wordt van de therapeut. Deze werkrelatie is wezenlijk anders dan die tussen coach en cliënt. Dit verschil wordt nader uitgewerkt in Patiënten of cliënten – een afbakening..
Coaching richt zich, als een positief veranderingsproces, op het bereiken van doelen, en zowel op het verkrijgen van inzicht, het versterken en het helen van wat zwak of belemmerend is als het verstevigen van iemands kracht. De coach gebruikt andere woorden: ‘cliënt of coachee, coachvraag, doelstelling, sessie of gesprek, traject, versterken, leren, ontwikkelen’. Alleen al door het gebruik van een andere, meer neutrale terminologie ontstaat een bedding voor een meer gelijkwaardige relatie tussen coach en cliënt.
De gelijkwaardigheid komt ook tot uiting in de onderlinge verdeling van de verantwoordelijkheden. De coach is verantwoordelijk voor het op professionele wijze faciliteren en interveniëren. De cliënt is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkelingsproces; leren doe je zelf.
Coachen heeft ook te maken met bewustwording van (onbewuste) overtuigingen en gedachtenpatronen. Die kunnen de cliënt belemmeren dan wel stimuleren op de weg naar zijn doelen. Ook helpt de coach de cliënt om zijn eigen hulpbronnen, kernkwaliteiten en krachtbronnen te ontdekken en aan te wenden.
Wanneer we de aard van coaching nu samenvatten, kunnen we een aantal kernthema’s ontdekken, zoals:
- er is sprake van een gelijkwaardige relatie tussen coach en cliënt;
- het gaat om faciliteren van inzicht, leren en ontwikkelen; dit houdt in dat de wil en het verlangen, de motivatie en houding van de cliënt een belangrijke rol speelt;
- de eigen kracht(bronnen) van de cliënt worden aangeboord, evenals zijn eigen verantwoordelijkheid; de cliënt veroorzaakt uiteindelijk zijn eigen verandering en ontwikkeling;
- coaching is gericht op het bereiken van doelen (toekomst) en in mindere mate op het analyseren van problemen (verleden) al is dat soms noodzakelijk voor inzicht en om nieuwe keuzes te maken;
- coachen is gericht op de persoon, heel de mens, in plaats van op een probleem of diagnose;
- coachen is gericht op ontwikkeling en groei en zowel op helen en versterken wat de mens in zijn functioneren belemmert als op versterken van wat al krachtig is;
- coachen gebeurt methodisch: met inzet van methoden en technieken waarvan de effectiviteit is gebleken dan wel bewezen.
Fenomenen
Naast methoden en technieken heeft coaching echter ook een fenomenologische kant. Dit betreft het kunnen ingaan op de directe, intuïtieve ervaringen van verschijnselen die zich voordoen in de beleving van de cliënt, waarbij het niet-weten een gegeven is. Overeind blijven in het niet-weten is een kunst die de coach moet leren. Die moet hiermee kunnen omgaan en hierop kunnen aansluiten met interesse en nieuwsgierigheid. In het onderstaande voorbeeld heeft een cliënt een innerlijke (spirituele?) ervaring tijdens een coachgesprek:
Coach: | (na een lange stilte): ‘Wat gebeurt er nu in jou, nu je dit zo zegt?’ |
Cliënt: | ‘… Ik weet het niet …’ |
Coach: | (wacht op wat er komt) … |
Cliënt: | (na lange tijd): ‘Het lijkt alsof ik door mijn eigen lijf heenzak! Alsof ik opstijg naar het heelal en neerdaal in mijn lijf tegelijkertijd…’ |
Coach: | ‘En wat betekent die tegenstrijdige beweing voor jou?’ |
De coach heeft geen idee wat de cliënt bedoelt, er zijn ook geen methoden en technieken voorhanden, maar door het fenomeen er te laten zijn, het serieus te nemen door op het gegeven aan te sluiten en te vragen naar de beleving en de betekenis, kunnen coach en cliënt er verder mee werken. De coach ziet dat zich bij de cliënt een belangrijke ervaring voordoet en weet niet wat er is, maar kan het fenomeen als het ware als ‘werkelijkheid’ hanteren.
Op deze wijze zal de coach steeds met een nieuwe blik en in verwondering bij het verhaal en de beleving van de cliënt kunnen aansluiten.
Methodisch en fenomenologisch
In ‘Coachen gebeurt methodisch: met inzet van methoden en technieken waarvan de effectiviteit is gebleken dan wel bewezen’, is de zinsnede ‘waarvan de effectiviteit is gebleken dan wel bewezen’ van belang. Dit laatste is nog lang niet altijd het geval in coaching. Dat wil zeggen, vele methoden en technieken blijken te werken, maar zijn nog niet grondig of wetenschappelijk onderzocht op hun specifieke werking en (duurzame) effectiviteit. Het is voor het aanzien en de geloofwaardigheid van de professie van belang om methoden en technieken ‘evidence-based practice’ te maken, dus gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en bewijsvoering. Dit streven is in ontwikkeling en gelukkig komen er steeds meer effectmetingen en onderzoeken naar het effect van methoden en technieken in coaching.
Tegelijkertijd werken coaches veel met methodieken en technieken die in de praktijk hun effectiviteit hebben bewezen, ‘practice-based evidence’ terwijl de effectiviteit nog wetenschappelijk moet worden vastgesteld. Dit is niet erg, zolang de methode of techniek werkt.
De fenomenologie is hier evenwaardig mee verbonden en heeft te maken met datgene wat niet met harde feiten en data verklaard of aangetoond kan worden, maar er niettemin wel is: verschijnselen, die zich voordoen in de ervaring, beleving, intuïtie, bezieling, creativiteit, spiritualiteit, waarbij de fenomenen als werkelijkheid worden gehanteerd ondanks het ontastbare en het niet-weten. Coaches hebben hier regelmatig mee te maken. Juist de houding van het niet-weten bevordert de essentie van het coachen: nieuwsgierig aansluiten bij de ander, vragen stellen en dóórvragen.
De beste hoogleraren zijn zij die
durven niet te weten,
die de moed hebben om vragen
onbeantwoord te laten,
die ervan uitgaan dat alles mogelijk is,
en dat onderzoeken.
Definities
Op basis van de aard van coaching kan de volgende definitie geformuleerd worden met betrekking tot coachen, dan wel coaching:
Coachen
‘Coachen is het op methodische en fenomenologische wijze faciliteren van het leer- en ontwikkelingsproces van de cliënt teneinde de cliënt te helpen in zichzelf te veranderen wat hem belemmert en te versterken wat hem stimuleert, om zijn doelen te bereiken.´
De coach
Er zijn (gelukkig!) veel mensen die andere mensen helpen (buren, vrienden, vreemden, vrijwilligers, hulpverleners). Er zijn ook veel mensen die anderen begeleiden of adviseren en die zich coach noemen, maar dat wil nog niet altijd zeggen dat ze het ook zijn. Het beroep van coach is tot op heden geen beschermd beroep. Echter, zowel binnen de professie als bij gebruikers van coaching (opdrachtgevers, cliënten) ontstaat een steeds professioneler beeld. Opdrachtgevers en cliënten zoeken steeds vaker naar professionele coaches, die bijvoorbeeld zijn aangesloten of geregistreerd bij de NOBCO/EMCC en door middel van EIA-accreditatie zijn ingeschaald op een bepaald competentieniveau of anderszins zijn gecertificeerd.
Een erkende (post-hbo- of EQA-)opleiding, training, ervaring en effectiviteit van de coach spelen terecht een steeds grotere rol bij het kiezen van een coach. Een goed opgeleide en getrainde coach beschikt over de juiste mix van kennis, vaardigheden, attitudes en wijsheid om het vak competent en effectief uit te oefenen. Dit maakt de coach tot een professional. De NOBCO verstaat onder een coach: ‘Iemand die coacht; in het bijzonder iemand die dat beroepsmatig doet.´ In de definitie van de coach sluiten we aan op de eerder gegeven definitie van coaching:
‘Een coach is een opgeleide en getrainde professional die op methodische en fenomenologische wijze zijn cliënt of een team helpt te veranderen wat belemmert en te versterken wat stimuleert om bepaalde doelen te bereiken’.
De cliënt
De NOBCO definieert op haar website (2008) de cliënt of coachee als ‘iemand die gecoacht wordt door een professionele coach’. We nemen deze definitie grotendeels over, maar vinden het benoemen van de gelijkwaardige relatie en de doelgerichtheid hierin ook belangrijk:
‘De cliënt is de persoon die binnen een gelijkwaardige werkrelatie wordt gecoacht door een professionele coach, om zijn doelen te bereiken.´
Met betrekking tot het individu dat gecoacht wordt heb ik gekozen voor de term cliënt. Het woord ‘coachee’ wordt ook veel gebruikt. In zijn boek Handboek ontwikkelingsgericht coachen heeft Rudy Vandamme het over ‘de persoon’.
Het is duidelijk dat er gecoacht wordt in de richting van doelen. Wat is nodig om die doelen te bereiken, dat is in coaching steeds de centrale vraag. Coaching zonder doelen gaat alle kanten op.
Onderscheid met aanpalende beroepen
Het is belangrijk om het onderscheid met aanpalende beroepen in beeld te hebben. Een coach is:
- geen docent of mentor die zegt ‘zo moet het, zó doe je dat’, hoewel hij af en toe kennis en kunde overdraagt en zelfs regelmatig ‘huiswerk’ opgeeft;
- geen baas die je opdraagt wat je moet doen;
- geen adviseur die zegt wat hij vindt dat je zou moeten doen;
- geen psychotherapeut, die een diagnose stelt en zijn patiënt gaat behandelen of genezen.
De coach zegt: ‘Wij zijn gelijkwaardig. Ik ga ervan uit dat je zelf de antwoorden op je vragen in je hebt en ik wil je helpen die antwoorden boven water te krijgen en zelf te ontdekken wat je zou kunnen veranderen (belemmeringen) of versterken (competenties, stimulansen) om je doelen te bereiken.’
Binnen organisaties vult de coach het gat tussen leiders en managers enerzijds en organisatieadviseurs anderzijds.
Patiënten of cliënten – een afbakening
Een korte nadere beschouwing is op zijn plaats van het verschil in benadering tussen psychotherapeuten en coaches, tussen het denken in ‘patiënten’ en ‘cliënten’. Dit verschil is belangrijk voor de context van coaching en dient als achtergrondinformatie.
Het pathologisch venster
Gedurende de twintigste eeuw zijn psychologen en psychotherapeuten zichzelf gaan zien als onderdeel van de gezondheidszorg; net als psychiaters als onderdeel van de medische professie in plaats van de begeleidingskunde. In zijn heldere hoofdstuk ‘Stopping the Madness’ (stop de gekte) in het Handbook of Positive Psychology noemt James Maddux vier uitgangspunten die bij deze pathologische kijk op de klinische psychologie behoren:
- de klinische psychologie houdt zich bezig met psychopathologie, dat wil zeggen, met ‘stoornissen’, met ‘ziek’, ‘abnormaal’ en ‘onaangepast’ gedrag en emoties;
- klinische problemen verschillen in aard en hevigheid van ‘normale’ problemen van het leven;
- psychische problemen zijn psychische ‘afwijkingen’ en zijn te vergelijken met medische en biologische ziekten;
- de psycholoog moet de ziekte identificeren (diagnosticeren), interventies voorschrijven en de stoornis behandelen (de patiënt genezen).
Aldus werd, volgens Maddux, de psychologie ‘gepathologiseerd’. Er werden termen gehanteerd als ‘symptoom, syndroom, stoornis, pathologie, ziekte, diagnose, behandeling, patiënt, klinisch’. Termen die iemands ‘afwijking’ benadrukken; termen die duiden op ‘abnormaal’ of ‘ziek’. Zo werd het gemakkelijk voor mensen die psychische hulp en steun zochten om zich ‘slachtoffer’ te voelen van een psychische ziekte in zichzelf. Mensen die vervolgens (passief) de zorg en genezing van ‘experts’ dienden te ondergaan. De nadruk kwam, ook in onderzoek, te liggen op datgene wat niet goed ging, de ‘stoornis’.
Hieraan heeft de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) bijgedragen door alle mogelijke ‘afwijkingen’ van het mens-zijn te categoriseren volgens ziektebeelden. Het probleem hierbij is het dichotome denken, het tweedimensionale of-of-denken. Je hebt iets wel, of je hebt het niet; je hebt het één of je hebt het ander.
In de DSM-V staan niet alleen werkelijke psychische ziekten zoals bijvoorbeeld schizofrenie en manische depressiviteit, maar ook allerhande levensproblemen die mensen tegen kunnen komen. Zo heeft een kind dat meer dan gemiddeld moeite heeft met leren een leerstoornis. Moeite met rekenen kreeg de diagnose ‘discalculie’ en niet vaak genoeg zin in seks hebben is een seksuele aversiestoornis. Een normaal functionerend kind dat goed is in taal, uitstekend kan formuleren met een grote woordenschat, maar moeite heeft met abstracties en rekenen en wiens leeringang vooral verbaal is, krijgt het label NLD opgeplakt: Non-verbal Learning Disorder. Dat wat hapert, wordt benadrukt.
De trend is duidelijk: wanneer eenmaal is vastgesteld dat bepaald gedrag, bepaald denken afwijkend is van de ‘norm’, wordt het tot een ‘stoornis’ gemaakt en gaat het een eigen, (pathologisch) leven leiden. Laten we goed bedenken dat hierbij het slachtofferschap en het loslaten van de eigen verantwoordelijkheid op de loer liggen: ‘Ik kan er niets aan doen, want ik heb een XYZ-stoornis’, en dat we niet moeten vergeten te zien wat allemaal wel goed gaat! Dit diagnosticeren en categoriseren, zo zegt psychiater Jim van Os, brengt met zich mee dat daarop complete tijdschriften worden gebaseerd; er verschijnen specifieke verzekeringsvergoedingssystemen, farmaceutische industrieën werpen zich erop en hele academische carrières worden erop gebouwd. Ook hij pleit ervoor de nuances tussen ziek en gezond weer toe te laten (Van Os, 2010).
Laten we ons bewust blijven dat het categoriseren in een dik handboek voor diagnose vooral symptoombestrijding is en niets zegt over de oorzaak. En het gaat natuurlijk niet in de eerste plaats om het opplakken van ‘labels’. Wat werkelijk belangrijk is, is welke vraag of behoefte de cliënt heeft en in welke mate.
Coaching kijkt naar potentieel
Coaching blijft, net als de opkomende ‘positieve psychologie’, ver van de pathologische hoek vandaan, wat niet wil zeggen dat er niet op het grensvlak van pathologie gecoacht kan worden. Hier gaat het om het verschil in uitgangspunt, het verschil in venster waardoor er naar de cliënt gekeken wordt: niet de ziekte wordt benadrukt, maar dat wat versterkt kan worden.
De meeste mensen die hulp en steun zoeken, of dat nu bij een coach is of bij een psychotherapeut, zijn in principe ‘gezond’ en aan het werk, doch zij voelen ‘dat er iets moet gebeuren’ en willen voorkomen dat hun last zwaarder of hun probleem erger wordt.
Het is nog maar de vraag of we wel zo exact kunnen onderscheiden wat ‘normaal’ en wat ‘abnormaal’ is, wat ‘gezond’ en ‘ongezond’ is. Waarom zou bepaald afwijkend gedrag per definitie ‘pathologisch’ zijn en niet een (wellicht extreme) variant van gewone levensproblemen?
Door de aandacht voor pathologie, aandoeningen en stoornissen wordt in de psychologie veel onderzoek gedaan naar afwijkingen, terwijl er een groter veld te ontginnen is daar waar het ‘normaal, gezond’ gedrag en functioneren en welbevinden betreft. Hier ligt een groot terrein braak voor coaching.
Coaching richt zich op het welzijn van de mens, de heelheid, iemands kracht en vaardigheden en potentie, op innerlijke wijsheid, persoonlijke en professionele ontwikkeling en op de eigen verantwoordelijkheid.
Coaches spreken in ‘neutrale’ termen van cliënt, knelpunt, belemmering, stimulans, coach, sessie, traject, contract, faciliteren, heelheid, gelijkwaardigheid, doelen en eigen verantwoordelijkheid. Zij stellen zich niet op als experts, maar als vragenstellers, die hun cliënten helpen om hun eigen problemen op te lossen en eigen ‘storingen’ te verhelpen, met name die storingen en problemen in de interactie met zichzelf (innerlijke dialoog) en met andere mensen. Coaches mobiliseren en werken met de innerlijke kracht en het eigen potentieel van hun cliënten in een gelijkwaardige werkrelatie, met als doelstelling het optimaal functioneren van de cliënt, of dat door anderen nu als ‘normaal’ of ‘afwijkend’ wordt beschouwd! (We hebben het hier uiteraard niet over destructief of gevaarlijk gedrag).
Teken van kracht
Gebruikmaken van een coach werd in het verleden wel gezien als een ‘brevet van onvermogen’ of ‘coaching is voor watjes’. Het is verre van dat! Je moet als cliënt stevig in je schoenen staan om naar jezelf te durven kijken en de confrontatie met je eigen gedrag, belemmeringen en levensthema’s aan te gaan. Er is kracht voor nodig om te kunnen werken aan je eigen inzichten en verbeterpunten; er is moed voor nodig om vertrouwde manieren los te kunnen laten en er is heel veel wil, verlangen en doorzettingsvermogen nodig om jezelf duurzaam te veranderen.
Voordelen
Het werken met een coach heeft bovendien diverse voordelen:
- cliënten werken aan het helder krijgen en bereiken van hun doelen;
- cliënten voelen zich serieus genomen, gaan zich sterker voelen en effectiever functioneren;
- besparing van kosten van ‘mentaal verzuim’ en productieverlies;
- de cliënt krijgt nieuwe inzichten en ontdekt zijn belemmeringen en zijn kracht en leert die effectief in te zetten waardoor het uiteindelijke gedrag effectiever wordt;
- de cliënt wordt gesteund en begeleid in zijn leerproces en ontwikkeling.
Cliënten gaan met behulp van de coach zelf op zoek naar de antwoorden op hun vragen en de oplossing van knelpunten. Ze zijn dus meer intrinsiek gemotiveerd en geïnspireerd om hun doelen te bereiken. En ze zijn niet (meer) bang om voor hen belangrijke knelpunten en belemmeringen met hun coach te bespreken en uit de weg te ruimen.
De context van coaching
Of de cliënt nu op eigen initiatief komt of in overleg met (of in opdracht van) zijn werkgever, veel eerste coachvragen ontstaan vanuit de werksituatie; iemand loopt vast en beseft dat hij of zij iets te leren heeft. Coaching is dus in de eerste instantie meestal werkgerelateerd.
‘Ik ben nu alweer in conflict met een directeur. Dit is de derde al. Wat gaat er toch steeds mis?’
Dit is een mogelijke vraag waarmee een cliënt bij een coach komt. Echter, achter het probleem in de werksfeer ligt heel vaak een persoonlijke vraag of knelpunt, waarvan de cliënt zich soms niet bewust is. De cliënt neemt zichzelf nu eenmaal mee naar zijn werk. Het werkterrein van de coach kan zich beperken tot het puur taakgerichte, het professionele of het gedragsaspect, maar regelmatig is er meer nodig. Het hangt sterk af van het werkelijke niveau van de vraag. Cobi Brouwer onderscheidt in haar boek Onorthodoxe interventies verschillende aangrijpingsniveaus, die gebaseerd zijn op de logische niveaus van Bateson/Dilts:
- Gedrag. Hier gaat het om coaching/training-on-the-job. Het leren van professionele handelingen of het juist uitvoeren van taken door middel van oefenen. De coach pakt het vooral actiegericht en instrumenteel aan.
- Strategie. Op dit niveau richt de coach zich op iemands mentale vermogens, het denkvermogen, zoals doelgerichtheid en strategisch denken.
- Overtuiging. Overtuigingen zijn geworteld in iemands diepste waarden en sturen het gedrag. Een verandering op dit niveau is lastiger dan op gedragsniveau, maar eenmaal gerealiseerd wel duurzamer. Dit niveau gaat al verder weg van de werkcontext en biedt een eerste ingang tot iemands persoonlijkheid. Overtuigingen sturen het gedrag, niet alleen privé, maar ook in de professionele sfeer.
- Identiteit. Hier raken we dieper in iemands persoonlijkheid. Hier is van belang hoe iemand de zijnsvraag beantwoordt voor zichzelf: wie ben ik, en hoe iemand zichzelf ziet en waardeert. De identiteitsbeleving stuurt de overtuiging aan. Problemen op dit niveau waren van oudsher het werkterrein van de psychotherapie en de psychoanalyse, maar worden ook door personal coaches geadresseerd.
- Zingeving. Dit niveau wordt veelvuldig aangeraakt in arbeidsgerelateerde vragen, zoals: waarom doe ik dit eigenlijk? Past wat ik doe wel bij wie ik ben? Wat geeft mij nog energie? En zelfs: wat is mijn taak hier op aarde, waarom ben ik hier? Een coach die op dit niveau werkt, is bekend met alle facetten van identiteit en spiritualiteit.
Mensen die een baan hebben of zelfstandig werken, nemen zichzelf mee naar het werk. Niemand kan zijn eigen persoonlijkheid, karakter en identiteit aan de poort achterlaten. Hierdoor gedragen mensen zich ook op het werk volgens hun eigen ingesleten patronen, en communiceren zij op bepaalde manieren met elkaar, soms effectief, vaak ineffectief en soms helemaal niet.
Organisaties werken met doelen, deadlines, financiële targets, afspraken, regels, een bepaalde cultuur, ongeschreven wetten, veranderingen en andere factoren die druk uitoefenen op personeel en managers. Werkende mensen krijgen hierdoor vaak het gevoel dat ze een bepaalde rol moeten spelen en iemand moeten zijn die ze niet werkelijk zijn. Ook zijn veel mensen ergens ‘ingerold’, zonder echt een bewuste keuze te hebben gemaakt. ‘Ik doe dit werk wel, maar ik ben dit niet’, is een veelgehoorde verzuchting. Deze cliënten zijn ver van zichzelf verwijderd geraakt. Om dan toch te kunnen functioneren vraagt veel energie en zo’n situatie kan uiteindelijk, afhankelijk van iemands draagkracht en elasticiteit, leiden tot stress en zelfs burn-out.
Bij het coachen van werknemers is het van belang wie de opdrachtgever is. Is dat de cliënt zelf, dan is er sprake van tweerichtingsverkeer in een tweedimensionaal contract. Is de opdrachtgever de werkgever, dan is er sprake van een driehoeksverhouding en dienen er in het contract duidelijke afspraken te worden gemaakt omtrent o.a. doelstellingen, resultaten en communicatie daarover. Dit komt in meer detail naar voren in het artikel ´Contact en contract´. Te allen tijde dient de privacy van de cliënt gewaarborgd te zijn en dient de coach de Ethische Gedragscode (www.nobco.nl) in acht te nemen.
Bron: Coachen als professie – fundamenten voor begeleiding naar heelheid door Ien G.M. van der Pol