Coachees komen bij coaches met verschillende vragen. Vaak is er een aanleiding vanuit de directe werkomgeving die vraagt om verandering in het gedrag.
In Coachen met lef van Anita Bakker en Jacqui Halmans wordt de psychologische ontwikkelingstheorie van Transactionele Analyse gekoppeld aan de energetische methode van Voice Dialogue. In deze synergie ontstaat er een manier van coachen die resultaatgericht is en die op een speelse manier de kern raakt: coachen met lef. In dit artikel het over de verschillende niveau’s van doen, denken en zijn die een rol spelen bij gedragsverandering.
Aanleiding voor verandering in gedrag
Op de werkplek wordt gevraagd om meer profilering of om assertiever gedrag. Er zijn verschillende manieren denkbaar om als coach met deze vragen aan de slag te gaan. We kunnen kijken naar de vraag vanuit de omgeving en inzoomen op wat anders en beter kan. We kunnen nagaan wanneer het gedrag van de coachee effectief is en wanneer het problemen oplevert. We kunnen oefenen met nieuw gedrag en met een paar nieuwe inzichten en tools kan de coachee prima aan de slag in de dagelijkse praktijk.
In het hoofdstuk ‘De Wildeman’ in ons boek Coachen met lef hebben we het voorbeeld van Henk en zijn Wildeman uitgewerkt. Henk komt met een ogenschijnlijk duidelijke gedragsvraag: geef mij tips en suggesties om me beter te profileren. Onder zijn bescheiden gedrag liggen echter diepere oorzaken ten grondslag. Dit kunnen ervaringen uit het verleden zijn, sterk ontwikkelde subpersonen en gedachten en overtuigingen. Dan wordt het interessant om niet enkel te kijken naar wat Henk doet, maar ook naar het waarom.
Vaak ligt ons gedrag verankerd in onze levensgeschiedenis en kunnen verschuivingen of bijstellingen op diepere lagen nodig zijn om tot wezenlijke gedragsverandering te komen.
Kijken naar leren en veranderen
Een heldere manier om naar de verschillende niveaus van leren en veranderen te kijken, is het model van de antropoloog Bateson. Hij introduceerde zes logische niveaus waarop ontwikkeling en verandering plaatsvinden (1972). Op elk niveau staat een specifieke vraag centraal.
Kern: | Waartoe ben ik op aarde? |
Identiteit: | Wie ben ik? |
Overtuigingen: | Wat denk ik? |
Vaardigheden: | Wat kan ik? |
Gedrag: | Wat doe ik? |
Omgeving: | Wat vraagt de buitenwereld van mij? |
Het model heeft de gelaagdheid van een ui, vandaar dat het ook vaak het schillenmodel wordt genoemd. In figuur 1 hebben we deze lagen schematisch weergegeven.
Figuur 1 Model van Bateson
De lagen van doen, denken en zijn
Het model van Bateson gebruiken we als een helder kader van veranderen. Omwille van de toepasbaarheid en werkbaarheid hebben we het model sterk vereenvoudigd tot drie lagen: de lagen van doen, denken en zijn.
Waar coachen zich richt op de laag van omgeving, gedrag en vaardigheden, spreken we van coachen op de laag van doen. We richten ons als coach op dat wat we zien. Op deze laag gaat het om het verbeteren van gedrag en vaardigheden.
Gaan we een tandje dieper en zoomen we niet alleen in op gedrag, maar ook op de gedachten die hieraan ten grondslag liggen, dan noemen we dit coachen op de laag van denken. Als coach richten we ons op dat wat we zien en beluisteren. Wat zegt iemand tussen de regels door over zichzelf, de ander en het leven? Hoe zet iemand zich vast in zijn manier van denken? Hoe kleuren bepaalde overtuigingen steeds maar weer iemands gedrag? Op deze laag gaat het om het veranderen van het denken.
Coachen op de laag van zijn richt zich op identiteit. Op deze laag richten we ons niet alleen op luisteren en zien, maar ook op voelen. Hoe ervaart iemand zichzelf? Wat is zijn zelfbeeld? Met wie of wat identificeert iemand zich? Op deze laag gaat het om het ont-wikkelen van het autonome zelf.
Deze lagen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar. We geven een voorbeeld.
Anna komt slecht voor zichzelf op. Ze wil assertiever worden en komt in alle opzichten over als een echte pleaser. Anna is opgevoed met een duidelijke boodschap: je bent niet voor jezelf op deze wereld. Afkomstig uit een sterk gelovig gezin ervaart zij dit als een duidelijke missie die haar leven zin geeft.Op de laag van identiteit heeft ze een sterke primaire subpersoon naar voren geschoven, de pleaser. Haar meer assertieve kant is op de achtergrond geraakt. Haar pleaser heeft sterke overtuigingen: ‘Het is goed om altijd rekening te houden met anderen.’ ‘Je mag niet egoïstisch zijn.’ ‘Je mag pas aan jezelf denken als je voor iedereen hebt gezorgd.’Vanuit haar identiteit en overtuigingen heeft ze bepaald gedrag, bepaalde vaardigheden en kwaliteiten ontwikkeld. Ze is sensitief, zorgzaam, empathisch en behulpzaam. Ze zal niet snel nee zeggen en ze staat altijd klaar voor een ander.Haar baas wil dat Anna wat assertiever wordt. Dit is het moment dat Anna naar een coach stapt.Als coach moet je nu kiezen: Wat ga ik doen met Anna en op welke laag steek ik in? Ga ik met haar oefenen in het nee zeggen en dat ze grenzen leert aangeven? Ga ik onderzoeken wat ze gelooft over zichzelf en assertiviteit? Of laat ik haar kijken naar haar zelfbeeld: datgene of diegenen met wie ze zich identificeert? |
Hoe dieper, hoe beter?
Vaak hebben coaches het gevoel dat ze pas echt op een wezenlijk niveau tot verandering kunnen komen als ze de diepte ingaan. Voor coachees kan coaching daarom ook een soort angst oproepen dat het wel zwaar zal moeten worden. De link met therapie wordt dan snel gelegd. Ook Transactionele Analyse en Voice Dialogue worden snel geassocieerd met werken op de diepere lagen.
Zeggen wij ook niet dat werkelijke en blijvende verandering van binnenuit gebeurt? Betekent dit dan ook dat wij vinden dat coachen op diepere niveaus noodzakelijk is en andere vormen oppervlakkig en niet diepgaand zijn?
Nee, dat vinden wij dus niet. Wij geloven erin dat het werken met Voice Dialogue en Transactionele Analyse op elk niveau ingezet kan worden, zowel op de laag van doen, denken als zijn. Het mooie van Voice Dialogue en Transactionele Analyse is dat de werking ervan niet aan de oppervlakte blijft. Door de energetische manier van werken zal de coachee al snel een ervaring hebben van niet alleen begrijpen, maar ook van beleven.
Interventies kunnen zich op alle niveaus afspelen. Hoe diep je gaat of zou moeten gaan, is op voorhand niet te zeggen. Het is sterk afhankelijk van een aantal zaken:
- abstractieniveau van de coachee (vermogen om te reflecteren);
- veiligheid en kwetsbaarheid;
- herhalend patroon;
- wens en behoefte van de coachee;
- praktische mogelijkheden (tijd en ruimte);
- urgentie: wat is nodig op welk moment?
En dan zou het nu toch prachtig zijn om een helder recept te geven over wanneer we op welke laag moeten gaan zitten om Anna daadwerkelijk vooruit te kunnen helpen. Helaas (of nee: gelukkig) is daar geen eenduidig antwoord op te geven. We zullen samen met Anna op pad moeten gaan. In het proces en de interactie met haar zullen we erop moeten vertrouwen dat het helder wordt welke interventie haar gaat helpen en op welk niveau zich dat gaat afspelen. Soms schieten we mis of gaan we te snel te diep. De coachee is daar nog niet. Wellicht is het belangrijkste ingrediënt gewoon dat we afstemmen op de coachee en aanvoelen wat aansluit. Met andere woorden: dat we de ander echt ontmoeten. Het is ook niet in alle gevallen belangrijk om precies te weten op welke laag we ons bevinden.
Uit: Coachen met lef – Waar Transactionele Analyse en Voice Dialogue elkaar versterken door Anita Bakker en Jacqui Halmans