Overtuigingen geven veel richting aan gedrag. Dat geldt dus zowel voor de mensen die we begeleiden als voor onszelf. Voor jou als coach is het belangrijk om overtuigingen van de gecoachte op te pikken.
Lees de volgende uitspraak (overtuiging) en bedenk in hoeverre je het ermee eens bent. Lees dan pas verder.
Mensen kunnen hun situatie altijd beïnvloeden. Als je echt wilt, ben jij de baas over je eigen leven.
Deze uitspraak is een moderne uitspraak. Steeds meer geloven mensen in een maakbaar leven en een maakbare wereld. Het is, zoals we hebben gezien, een gezond uitgangspunt om te geloven dat je invloed hebt op je omgeving en de situaties waarin je je bevindt. Echter, mensen zijn vaak geneigd zte veel invloed aan de persoon zelf toe te schrijven (fundamentele attributiefout).
Speciaal voor NOBCO-coaches
-
Wist je dat je als lid van de NOBCO toegang hebt tot de Boom Coaching Collectie? Hier vind je bijna 300 coachingsboeken die je online kunt lezen. Door gebruik te maken van de Boom Coaching Collectie kun je jezelf verder ontwikkelen en je coachees nog beter begeleiden. Log dus hier snel in!
Een dergelijke overtuiging kan je ondersteunen, iemands houding om naar eigen gedrag en inbreng in de situatie te kijken (en de bijbehorende overtuiging dat iemand invloed heeft op deze situatie), helpt om de situatie een volgende keer beter te hanteren. Aan de andere kant kan dezelfde overtuiging ook leiden tot een gevoel van persoonlijk falen. Immers, je hebt toch invloed op de situatie? Je kunt de situatie toch naar je hand zetten met je eigen gedrag? Wanneer dit niet lukt, is het dus ook ‘jouw schuld’. Nu wordt dezelfde overtuiging een belasting. Het is echter maar de vraag, gezien de fundamentele attributiefout, in hoeverre het altijd werkelijk klopt. De kans is groot dat jouw invloed vaak kleiner is dan je denkt.
Overtuigingen – Vonk, Dijksterhuis en Dijkstra (2009) spreken van beliefs of opvattingen – zijn belangrijke gedragsbepalers. Ze zijn de onderliggende elementen van wat zij attitudes noemen. Attitudes hebben een cognitieve, een affectieve en een conatieve (gedrags)component. De cognitieve component betreft de toekenning van kenmerken (deze situatie is moeilijk). De affectieve component betreft de gevoelens daarbij (ik wil hier weg, maar ik kan niet weg). De conatieve component duidt op het bijbehorende gedrag (ik zet me over mijn angst heen en blijf ).
Ervaringen die mensen opdoen tijdens hun leven, soms al heel jong, leiden tot bepaalde denk- en gedragspatronen. Soms zijn dit effectieve wijzen om om te gaan met situaties maar soms ook niet, of niet meer (Epstein, 1998). Deze gedragspatronen komen echter vaak – mede onder invloed van een voor de persoon negatieve of bedreigende situatie – snel op en zijn hierdoor min of meer onbewuste patronen (Corr, 2010). Zoals Evelein en Korthagen (2011) aangeven, gaat het bij overtuigingen ‘over de visie die aan je vaardigheden en handelen in concrete situaties ten grondslag ligt, “waarheden” waarin je gelooft. Met het woord geloven doelen we hier niet op religieuze overtuigingen’ (p. 131). Verder zeggen zij: ‘Als iemand iets alsmaar niet onder de knie lijkt te krijgen, zien we soms over het hoofd dat dit kan komen door onderliggende overtuigingen’ (p. 132).
Sandra is nog maar kort gestart met haar nieuwe baan als budgetcoach bij de gemeente. Ze is overgeplaatst vanaf een andere afdeling in verband met overbezetting. Omdat ze net begonnen is, wordt ze gecoacht door Tess. Tess bespreekt met haar het feit dat Sandra mensen te zacht aanpakt. ‘Je moet ze duidelijke opdrachten en grenzen geven. Anders geven ze toch weer veel te veel geld uit’, zegt Tess. Sandra geeft aan dat ze dit lastig vindt. ‘Hoe kan ik die mensen nou zomaar zeggen wat ze wel en niet met hun geld mogen doen? Daar ben ik toch niet de baas over?’ Tess reageert verbaasd: ‘Dat is toch je werk?!’ Sandra legt uit dat ze van huis uit heeft meegekregen dat je je niet met andermans geldzaken bemoeit en dat ze het daarom soms moeilijk vindt om, vooral oudere mensen, te vertellen hoe ze met hun geld moeten omgaan. Samen bespreken ze in hoeverre deze overtuiging opgaat voor de mensen die zij begeleiden.
Overtuigingen geven veel richting aan gedrag. Ze zijn vaak onbewust, maar soms ook heel bewust aanwezig. Soms helpen ze iemand in een situatie, maar vaak ook zijn ze juist storend. Wanneer iemand moeite blijkt te hebben met het veranderen en aanleren van nieuw gedrag, heeft dit vaak met overtuigingen te maken van de persoon over zichzelf (ideeën over eigen kunnen bijvoorbeeld) en overtuigingen bij bepaalde situaties (gedachten en ervaringen uit eerdere situaties).
Voor jou als coach is het belangrijk om overtuigingen als deze op te pikken. Ze klinken vaak tussen de regels door. Het vraagt om een scherp oor. Je moet je steeds bewust zijn van mogelijke onderliggende overtuigingen om ze goed waar te nemen. Wanneer je denkt op een overtuiging te stuiten die onbewust of bewust een rol speelt, is het goed om hierop door te vragen. ‘Waarom doe je dit op deze manier?’ ‘Hoe denk je over …?’ Vul het niet in voor de ander, maar check het door erop door te vragen. Onderzoek of je idee over een spelende overtuiging klopt.
Pas wanneer een overtuiging bewust is en open onderzocht is in een gesprek, is er ruimte om deze te vervangen door een andere overtuiging. Het volgende voorbeeld maakt dit duidelijk.
Tess vraagt verder aan Sandra hoe er bij hen thuis over geld werd gesproken. Sandra vertelt dat er eigenlijk altijd heel duister over werd gedaan. Toen ze in de puberteit kwam, heeft ze herhaaldelijk met haar ouders geprobeerd te praten over geld, hypotheken, vaste lasten en inkomen, omdat dit op school een onderwerp was tijdens de economielessen. Haar ouders wilden hier echter nooit met haar over praten. Haar vader zei dan: ‘Daar vraag je de mensen niet naar, Sandra.’ Daarna heeft ze het onderwerp maar gelaten voor wat het was. Tess vraagt haar uit te leggen waarom zij denkt dat de mensen die ze begeleiden naar hen toe komen. Sandra geeft aan dat ze komen omdat ze in de problemen zijn gekomen met geld. Dat ze niet goed weten hoe ze met geld om moeten gaan, of geen overzicht hebben over inkomsten en uitgaven. ‘Wat is dan hun hulpvraag?’, vraagt Tess. ‘Ze willen dat wij ze leren hoe ze met geld om moeten gaan en hoe ze inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen, denk ik’, zegt Sandra. Tess vraagt haar hoe ze vanuit die vraag naar haar overtuiging kijkt dat je over geld niet moet praten. Sandra antwoordt dat dat onmogelijk is en dat dat niet is wat deze mensen willen. Eigenlijk is het ook niet wat Sandra zelf wil. Ze wil deze mensen helpen en dat kan alleen als ze open over geld praten en zij haar expertise laat gelden, is haar conclusie.
Sandra heeft een onbewuste overtuiging, met hulp van Tess, bewust gemaakt. Ze is in het hier-en-nu gaan nadenken over deze overtuiging en wat die betekent voor haar werk. Sandra is tot de conclusie gekomen dat de overtuiging die ze heeft ontwikkeld in haar jeugd, niet meer werkt in haar huidige werk en leven. Ze heeft besloten dat ze de oude overtuiging vervangt door een andere overtuiging die wel ondersteunend is voor haar werk en voor de mensen die zij begeleidt.
Bron: Dit artikel is een bewerking van hoofdstuk 2 uit Psychologische verschijnselen in coaching – Beter begrijpen wat je doet als je coacht van Roel Huntink
Literatuur:
- Corr, P.J. (2010). The psychoticism-psychopathy continuum. A neuropsychological model of core deficits. Personality and individual differences, 48, 695-703.
- Epstein, S. (1998). Cognitive experiential self-theory. A dual-process personality theory with implications for diagnoses and psychotherapy. In: R.F. Bornstein & J.M. Masling (Eds.), Empirical perspectives on the psychoanalytic unconscious, 99-140. Washington DC: APA.
- Evelein, F. & Korthagen, F. (2011). Werken vanuit je kern. Professionele ontwikkeling vanuit kwaliteiten, flow en inspiratie. Amsterdam: Uitgeverij Boom Nelissen.
- Vonk, R., Dijksterhuis, A. & Dijkstra, P. (2009). Sociale psychologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.