De wondervraag komt voort uit de oplossingsgerichte therapie. Meestal is coaching oplossingsgericht en werkt de coach naar een bepaald doel toe. Dus worden er vragen gesteld als ‘Wat wil je in dit gesprek bereiken, wat zou er straks na dit gesprek anders moeten zijn? Wat zou dit gesprek zinvol maken voor jou? Wat wil je met deze coachgesprekken bereiken?’
Soms hebben mensen moeite met het formuleren van doelen of weten ze gewoonweg niet wat ze willen. Dan doet de ‘wondervraag’ wonderen: die leidt namelijk rechtstreeks naar nieuwe doelen, zonder dat de cliënt dat zelf in de gaten heeft.
Deze bijzondere vraag is ontwikkeld door Insoo Kim Berg, die samen met haar man Steve de Shazer één van de grondleggers was van de oplossingsgerichte therapie. De wondervraag ontstond, zo gaat het verhaal, toen Insoo Kim Berg met een cliënte bezig was met doelstellingen en de cliënte in wanhoop uitriep: ‘Alleen een wonder kan mij redden!’ En, aangesloten als zij was, stelde Insoo de vraag der vragen. Haar man Steve de Shazer publiceerde erover in 1998. Insoo Kim Berg overleed in april 2009.
De juiste formulering van de wondervraag
Zo stel je een wondervraag: ‘Ik wil je graag een vreemde vraag stellen, mag dat? … Stel dat er vannacht een wonder gebeurt. Je gaat slapen en in je slaap gebeurt het wonder. Als bij toverslag is je probleem/knelpunt/vraag opgelost. Maar daar weet je niets van want je slaapt … Als je morgenochtend wakker wordt, waaraan zou je dan merken dat het wonder is gebeurd, wat is er dan anders… en verder? … En wat zou je partner ervan merken? En je omgeving … en verder?’
De eerste zin, ‘Mag ik je een vreemde vraag stellen?’ maakt de cliënt nieuwsgierig en hij zal er zeker positief op antwoorden; dit leidt ertoe dat hij met extra aandacht zal luisteren naar wat er komt.
In de wondervraag wordt nooit het probleem benoemd: dus niet ‘Dan ben je morgenochtend van je straatangst af’. Het wonder is, dat het probleem is opgelost. De formulering ‘Maar dat weet je niet want je slaapt’ is een essentieel onderdeel van de wondervraag, het gaat werkelijk om een ‘wonder’.
Luister goed naar het antwoord en vraag dóór, neem geen genoegen met het eerste het beste antwoord:
- en verder… waaraan nog meer?
Houd het klein (in verband met de haalbaarheid):
- 20 kilo afgevallen in één nacht, dat klinkt als een héél groot wonder,… wat is de allereerste kleinigheid waaraan je het zou merken? Hou zou het voor je zijn als de eerste twee kilo’s eraf zijn?
Maak het concreet:
- Oké, dan voel je je dus beter, wat fijn, wat is ‘beter’?
- Waar voelt dat beter? Hoe zouden anderen dat aan jou kunnen zien?… Waaraan nog meer…?
Zorg dat de cliënt zijn antwoorden positief formuleert, niet als een ontbreken maar als aanwezigheid van iets:
- Als je na het wonder minder ruzie maakt met je chef, wat doe je dan anders in plaats daarvan?
- Wat nog meer?
Van belang is ook de interactie met de omgeving, de context:
- Waaraan merken je gezinsleden dat het wonder is gebeurd, je collega’s, je manager, je klanten, patiënten, wie merkt dat het eerst…?
- En waaraan nog meer?
- Hoe zullen zij daarop reageren? Hoe nog meer?
- Wat betekent het voor jou als ze zo reageren en wat nog meer?
Elke coach zou de wondervraag uit zijn hoofd moeten leren om hem als het ware in het hier en nu ‘spontaan’ te kunnen stellen. Oefen je in het gebruik van de wondervraag en in het dóórvragen erop. De antwoorden op de wondervraag leiden rechtstreeks naar doelen die geformuleerd kunnen worden: ‘ Dus als ik het goed begrijp, dan wil je ….’
Wanneer de cliënt uitstekend in staat is om te vertellen wat hij wil, om zijn doelen te formuleren en kan vertellen hoe zijn wereld er dan uitziet, dan is de wondervraag overbodig.
Bron: Coachen als professie door Ien G.M. van der Pol