Hoe fijn is het als je eens niet hoeft te kiezen omdat iemand anders dat voor je doet. Feit is dat we het tegenwoordig maar lastig hebben met al die keuzemogelijkheden, al die beslissingen met hun mogelijk verstrekkende gevolgen. Het is ook iets wat coaches en hun coachees bezighoudt, zo bleek uit de vele ingezonden artikelen voor Coachlink Magazine #9. Ien van der Pol schreef voor deze editie een column over keuzes maken.
Laatst stond ik op de pont over het IJ en was ik getuige van een gesprekje tussen een stel. De man vroeg: ‘Waar wil jij dit jaar naartoe op vakantie?’ Ik zag de vrouw schrikken, ineens keek ze schichtig om zich heen alsof ze steun zocht. ‘Ik weet het niet,’ zei ze, ‘wat wil jij?’ ‘Mens, wanneer wil jij zélf eens wat?!’ was zijn antwoord. Hij was duidelijk geïrriteerd en deed er verder het zwijgen toe.
Ik keek naar de vrouw, de uitdrukking op haar gezicht sprak boekdelen. Ik vermoedde dat binnen in haar emoties als angst, verdriet en ontreddering streden om de eer.
Als je het écht niet weet
Om te kunnen kiezen moet je weten wat je wilt. Maar als je dat nou oprecht niet weet? In mijn praktijk heb ik veel te maken met mannen en vrouwen die niet weten wat ze willen en die bijna in paniek raken van vragen als: wie ben je, wat wil je? De meesten zijn al heel vroeg hun identiteit (wie ben ik?) en hun autonomie (wat wil ik?) kwijt geraakt. Of liever: ze hebben al heel jong hun eigen ik en hun eigen wil moeten opgeven. Hoe kan dat?
Als ouders, en vooral moeders, niet in staat zijn om ons als kind te zien als separate individuen met een eigen persoonlijkheid en een eigen wil, voelen we ons onbewust in gevaar, want we zijn als jong kind volkomen afhankelijk van onze ouders. Kinderen willen zich uiten en doen dat met al hun energie.
Alles om erbij te horen, alles om lief gevonden te worden.
Maar als mama bijvoorbeeld steeds maar zegt: ‘Houd eens op met die flauwekul!’ of: ‘Ik heb nu geen tijd,’ of: ‘Stel je niet aan!’, dan houden we op met het tonen van onze emoties en het vragen van aandacht. Als mama ons niet ziet als zelfstandig individu, maar als verlengstuk van haarzelf of als middel om haar eigen behoeften te vervullen, of als ze om welke reden dan ook niet beschikbaar is, dan krijgen we niet wat we zo nodig hebben: liefde en aandacht. Dan worden we tot object gemaakt. Om toch bij mama in de smaak te vallen, laten we onze eigen behoeften varen en gaan we voldoen aan wat mama en papa van ons willen. Alles om erbij te horen, alles om lief gevonden te worden.
We zijn bereid alles op te geven omdat we volkomen afhankelijk van hen zijn. Dit is een identiteitstrauma. En een belangrijk kenmerk van een trauma is afsplitsing. Hoe klein we ook zijn, we zetten (onbewust) onze eigen behoeften en persoonlijkheid opzij en gaan ons identificeren met de wensen en behoeften van mama en papa. We verliezen ons gevoel van ‘zelf’ en voelen ons na verloop van tijd alleen oké als we aan de behoeften van anderen kunnen voldoen; we weten niet meer wie wij zijn en wat wij zelf willen. Dat is identificatie, geen identiteit. Dus hoe kun je kiezen als je je identiteit en autonomie hebt opgegeven? Dan is de automatische reactie: ‘Wat wil jij?’ Het is overleven, niet leven.
Gelukkig kunnen we opsporen wat we ooit hebben afgestoten en het antwoord terugvinden op: ‘Wie ben ik?’ Dan kunnen we weer onze eigen keuzes maken.
Door: Ien G.M. van der Pol. Zij is coach/counseler psychotrauma, gespecialiseerd in het IoPT resonantie-opstellingswerk en auteur van o.a. Coachen als Professie.
Deze column verscheen eerder in het Coachlink Magazine #9 Kiezen